Het was mijn eerste ervaring met het maken van een terrine, een van mijn favoriete Franse charcuteries. In Frankrijk, maar ook thuis, is het wat mij betreft geen zaterdag zonder een heerlijke terrine of een mooi stukje paté. En dan het liefst met iets zuurs erbij (cornichons, uienconfituur of een tikje mosterd), goed brood en een fles krachtige wijn uit Le Sud Ouest.
Jamie’s varkensterrine was wat mij betreft een van de meest intrigerende recepten uit het boek. Ik was dan ook al heel lang van plan om het te proberen, maar kwam er nooit aan toe. Bovendien is het weinig motiverend om een dergelijk grote hoeveelheid te maken als je maar met z’n drietjes bent en van elke dag terrine eten zou ik ook weer niet gelukkiger worden, vreesde ik. Maar goed, nu was dan toch de tijd rijp. Ik zou het recept proberen en als het te veel was kon ik altijd nog stukken weggeven of invriezen.
De eerste stap was om het vlees, in totaal anderhalve kilo, bij de slager te halen. Een stuk nek, een stuk schouder en een klein beetje poot, plus 100 gram varkenslever en 100 gram spekreepjes. De slager vroeg of hij het vlees voor me moest malen maar ik bedankte vriendelijk en zei dat ik het zelf zou regelen met mijn onvolprezen keukenmachine. En had ik echt zo weinig lever nodig? Honderd gram vond hij te weinig. Hij dacht dat ik een paté ging maken.
Thuis deed ik mijn schort aan en ging ik meteen aan de slag. Eerst de lever en de spekreepjes tot een fijne puree malen en daarna de rest van het vlees. Alles ging in een grote kom samen met wat kruiden en een flinke hand broodkruim. En dan heerlijk met blote handen mengen! Na ongeveer anderhalf uur au bain-marie in de oven, had ik mijn eerste terrine gemaakt en het was verbazingwekkend makkelijk.
De volgende dag, het moet immers afgekoeld zijn, konden we genieten van een kostelijke lunch: vers geroosterd brood, beurre de baratte, een frisse salade van radijsjes, cornichons en witlof, een fles Malbec uit Cahors en natuurlijk mijn eerste zelfgemaakte terrine! C’est magnifique !
Jamie’s varkensterrine was wat mij betreft een van de meest intrigerende recepten uit het boek. Ik was dan ook al heel lang van plan om het te proberen, maar kwam er nooit aan toe. Bovendien is het weinig motiverend om een dergelijk grote hoeveelheid te maken als je maar met z’n drietjes bent en van elke dag terrine eten zou ik ook weer niet gelukkiger worden, vreesde ik. Maar goed, nu was dan toch de tijd rijp. Ik zou het recept proberen en als het te veel was kon ik altijd nog stukken weggeven of invriezen.
De eerste stap was om het vlees, in totaal anderhalve kilo, bij de slager te halen. Een stuk nek, een stuk schouder en een klein beetje poot, plus 100 gram varkenslever en 100 gram spekreepjes. De slager vroeg of hij het vlees voor me moest malen maar ik bedankte vriendelijk en zei dat ik het zelf zou regelen met mijn onvolprezen keukenmachine. En had ik echt zo weinig lever nodig? Honderd gram vond hij te weinig. Hij dacht dat ik een paté ging maken.
Thuis deed ik mijn schort aan en ging ik meteen aan de slag. Eerst de lever en de spekreepjes tot een fijne puree malen en daarna de rest van het vlees. Alles ging in een grote kom samen met wat kruiden en een flinke hand broodkruim. En dan heerlijk met blote handen mengen! Na ongeveer anderhalf uur au bain-marie in de oven, had ik mijn eerste terrine gemaakt en het was verbazingwekkend makkelijk.
De volgende dag, het moet immers afgekoeld zijn, konden we genieten van een kostelijke lunch: vers geroosterd brood, beurre de baratte, een frisse salade van radijsjes, cornichons en witlof, een fles Malbec uit Cahors en natuurlijk mijn eerste zelfgemaakte terrine! C’est magnifique !
Geen opmerkingen:
Een reactie posten